Over skischoenen


Wat is flex?
Welke flex moet ik kiezen?
Pasvorm en maat
Leestbreedte
Bootfitten
Verschillende soorten Custom Fit
Speciale functies
Zooltjes
Samenvatting

Skischoenen zijn het belangrijkste onderdeel van je skiuitrusting. Het is een cliché, maar dat is het niet voor niks: volgens mij is het waar. Ze vormen de verbinding tussen de skiër en de ski. En als de schoen niet goed is, beïnvloedt dat direct het skiën. Een te strakke skischoen kan pijnlijk zijn; een te grote skischoen kan pijnlijk zijn en maken dat je inlevert aan controle. Maar voordat ik verder ga over de maat en het pasproces, eerst andere belangrijke zaken.


Wat is flex?

De flexwaarde bij skischoenen is niet een universeel systeem. Een schoen van 120 flex bij Salomon is niet even stijf als een schoen met 120 flex bij Atomic. Sterker nog: een schoen met 120 flex in de ene lijn van Salomon is niet eens even stijf als een schoen met 120 flex in een andere lijn van Salomon. Het enige wat de flexwaarde zegt, is dat een schoen met een hogere flexwaarde een directer effect heeft op de ski dan een schoen met een lagere flexwaarde binnen dezelfde serie.

Flex is ook niet alleen de stijfheid van het materiaal. Het is een combinatie van de stijfheid van het materiaal, de constructie en dikte van de binnenschoen en de voorwaartse hoek van de schacht. Dat laatste staat zelden vermeld op een skischoen, maar kan wel van groot belang zijn. Hoe verder een schacht naar voren staat, hoe meer het onderbeen naar voren wordt gedwongen door de schoen en hoe agressiever, directer het sturen met de voorvoet is. Een alpine racer zal waarschijnlijk een schacht hebben die veel verder naar voren staat (16-18 graden) dan iemand die een schoen heeft om lekker op te cruisen (13-16 graden). Terug naar boven


Welke flex moet ik kiezen?

Maar hoe kies je nou de juiste flex? De range gaat voor mannen van (ongeveer) 70 tot 140, bij vrouwen van 60 tot 130. Hoge flex (resp. 120-140 en 110-130) kies je als je precies wil skiën en op hoge snelheid te allen tijde optimale input wil geven aan je ski’s. Medium flex (resp. 90-110 en 80-100) kies je als je meer een ervaren cruiser bent; lage flex als je echt beginnend bent of precisie in het skiën minder boeiend vindt dan een comfortabele schoen. Maar let wel even op: een te lage flex skischoen in combinatie met een stijve ski kan een probleem opleveren. Een ski krijgt input van de skiër (via de skischoen), maar een ski krijgt ook input van de sneeuw (oneffenheden, vibraties). Als je hard gaat en de signalen die de ski krijgt van de piste sterker zijn dan wat de skiër door zijn schoen heen bij de ski krijgt, dan wordt de ski dus eigenlijk bestuurd door de piste, en niet door de skiër. In een te zachte, ruime schoen kunnen je bedoelde impulsen dus verloren gaan en niet doorkomen. Nou komt dit niet snel voor, maar wel als je in een flex 70 schoen op volle snelheid op een niet al te egale piste gaat raggen met raceski’s. Hier een tabelletje met een indicatie van de benodigde flex per gewicht en niveau:

Hoe dan ook, kies een flex die past bij het soort skiër dat je bent en het soort skiën dat je daadwerkelijk doet. Maar het belangrijkste is: het moet wel passen bij jouw stijl, voorkeuren en fysiek. En dat brengt ons bij de pasvorm. Terug naar boven


Pasvorm en maat

Anders dan bij schoenen die je in het dagelijks leven draagt, is het in een skischoen niet de bedoeling dat je uitgebreid kan bewegen (je voet afrollen e.d.). Deze mag dus vrij strak om je voet heen zitten. Voor de directheid van het skiën kan je zeggen: hoe strakker, hoe beter, maar niet dat het zenuwen of bloedvaten afknelt.

Gelukkig zijn er daarbij wat maten om je te helpen. Allereerst is er de mondopoint-maat van een skischoen. Dat is eigenlijk de lengtemaat van de binnenkant van de skischoen in centimeters. Ze gaan per 0.5 omhoog, en daarmee moet je iets weten. De buitenschoen van de 26.0 is exact even groot als de buitenschoen van maat 26.5. De extra 0.5 cm die er aan ruimte is in de 26.5 wordt gecreëerd door wat extra ruimte in de binnenschoen in combinatie met het zooltje. Een goede manier om te checken of de lengtemaat van de skischoen juist is, is de zogenaamde ‘shell check’. Haal de binnenschoen eruit en ga in buitenschaal van de skischoenen staan met de tenen tegen de voorkant. Achter de hiel mag 1,5 cm ruimte zitten. Is het meer, dan is er een grote kans dat de schoen te groot is. Terug naar boven


Leestbreedte

Maar de lengtemaat is niet het enige wat telt. Er is ook nog een breedtemaat, de zogenaamde ‘leestwijdte’, doorgaans aangegeven in mm bij een skischoen in de refenrentiemaat 26.5. De smalste skischoenen zijn 95-100 mm, de breedste zijn 102-106 mm op het breedste punt van de schoen. Die apparaten die skischoenfabrikanten altijd meeleveren laten ook altijd naast de lengtemaat van de voet die breedte van je voet zien. En net zoals bij de lengtemaat geldt dat dat een beetje moet kloppen. Ik heb vrij smalle voeten en men heeft mij een keer skischoenen aangemeten met een breedte van 104 mm: kramp en dus helse pijn tot gevolg. Later in een veel smaller model gestapt, en niks aan de hand.

Elk merk heeft schoenen in alle breedtes tegenwoordig, dus in dat opzicht maakt het niets uit welk merk je kiest, zolang het maar goed past en zit. Waar per merk (en lijn) nog wel verschil kan zitten, is bijvoorbeeld de vorm van het voorste deel van de schoen, dat om je tenen heen zit (de ‘toe box’): deze kan wat vierkanter of juist wat puntiger zijn. En het kan ook nare drukpunten opleveren als dit niet lekker zit. Ook de ‘heel cup’ kan net anders zijn gevormd, waardoor je met een smalle hiel net wel of net niet omhoog komt als je lekker in de vorlage  gaat hangen. Het moet dus allemaal kloppen. Nu hoef je zelf niet te weten welke schoenen een smalle of een brede ‘heel cup’ hebben, daarvoor ga je immers naar die specialist. En als die het ook niet weet: pas schoenen met dezelfde lengte- en breedtematen van verschillende lijnen en merken en voel zelf welke het beste zit. Terug naar boven


Bootfitten

Een skischoen moet in basis goed zitten. Voor kleine drukpuntjes kan je de schoen definitief laten ‘fitten’. Geen twee voeten zijn hetzelfde, dus er zijn altijd wel verschillen tussen links en rechts bijvoorbeeld (bij mij is mijn rechtervoet 99 mm breed, maar mijn linker 103 mm – best een verschil dus). Vroeger betekende dat een tijdrovend proces van uitduwen, slijpen en drukken door een mannetje die niets anders deed dan dat – maar wel met de kans dat het niet in één keer goed was.

Tegenwoordig hebben steeds meer merken een of ander systeem van ‘custom fit’, waarmee de schoen in een oventje wordt verwarmd en dan rondom je voet afkoelt in de juist vorm: exact in de vorm van jouw voet. Innovatie in de samenstelling van het plastic heeft dit mogelijk gemaakt. En het scheelt de bootfitter een heleboel tijd (en dus geld). En het mooiste: de kans dat het niet precies bij jouw voet past is 0. Het immers je eigen voet die de skischoen in die nieuwe vorm drukt. Terug naar boven


Verschillende soorten Custom Fit

Elke schoen kan je verwarmen en dan makkelijk vormen naar de voet. Er zijn wel wat dingen waar je aan moet denken. Merken waarbij het niet zo bedoeld is (Lange, Nordica, Rossignol, onder andere) hebben het plastic van de buitenschaal er niet voor uitgerust. Het kan dan dus zo zijn dat het plastic na verloop van (lange) tijd weer teruggaat naar zijn oorspronkelijke vorm, wat pasvormproblemen kan veroorzaken.

Het Vacuüm-fit principe van Fischer werkt net anders. Ook daar wordt de schoen verwarmd en die trek je vervolgens aan om de schoen omheen te vormen. Maar anders dan bij merken als Head, Salomon, Atomic etc. worden de Vacuüm-fit schoenen van Fischer door luchtkussens onder grote druk van buiten naar binnen tegen je voet aan gedrukt. Bij alle andere merken drukt je voet van binnen het materiaal naar buiten. Dus als je juist heel smalle delen hebt (kuiten, enkels, voorvoet), leent het systeem van Fischer zich beter dan de andere methodes. Als je zaken juist breder moet hebben dan wat er standaard uit de doos komt, dan kunnen al deze systemen een uitkomst bieden. Terug naar boven


Speciale functies

De flex en pasvorm zijn zo belangrijk, dat die als eerste besproken zijn. Maar er zijn nog andere zaken die je kan kiezen bij het selecteren van de juiste skischoen voor jou. Als je er veel mee moet gaan lopen, bijvoorbeeld, is een loopfunctie fijn. Veel allmountain- en freeride schoenen hebben die functie, waarmee je eigenlijk de voorwaartse hoek minder groot maakt en kantelruimte creëert in de schacht, wat het lopen een stuk aangenamer maakt. De meeste skischoenen die die functie hebben, hebben ook rubber onder de zolen, wat meer grip geeft dan het harde plastic.

Als je veel moet lopen (omdat je op zoek gaat naar maagdelijke poeder, maar bijvoorbeeld ook omdat je skileraar bent en de hele dag in het kinderland peuters loopt te rapen) is een schoen met wat minder gewicht ook wel fijn en zeker iets om op te letten. Neem bijvoorbeeld de Atomic Redster Pro 120 en de Atomic Hawx Ultra 120 (beide seizoen 2017): qua flex (120), fit (mondo 26.5; breedte 98 mm) en mogelijkheden zeer vergelijkbaar (ik heb ze allebei gepast: echt praktisch hetzelfde), maar één groot verschil: de Redster Pro weegt 2250 gram per schoen en de Hawx Ultra slechts 1717 gram. Dat is een verschil van maar liefst 24%.

Ga je echt veel toerskiën en lange tochten omhoog maken, dan zou ik kijken naar een specifieke toerskischoen en zogenaamde ‘tech’-bindingen (pin-bindingen). Hier ligt niet mijn expertise en zou ik eens gaan snuffelen op het forum van bijvoorbeeld WePowder.nl. De basisprincipes van het kiezen van een schoen (en flex) voor de juiste toepassing en skiër en natuurlijk de juiste pasvorm zijn ook hier van toepassing uiteraard, maar waarschijnlijk iets complexer omdat het ook allemaal goed moet bewegen en lopen tijdens het omhoog vellen. Terug naar boven


Zooltjes

Het zooltje wat de skischoenenfabrikant in de schoenen stopt stelt niet veel voor. Het maakt dat je tijdens het passen van de skischoen geen stiksels voelt. Wil je dus een zooltje dat echt meerwaarde biedt tijdens het gebruik van de skischoenen, dan is een custom zooltje de beste optie. Voor elk type voet is een zooltje, of er is er een te maken. Sowieso zal dat zooltje in de laatste details op maat moeten worden gemaakt voor jouw voeten. Elke skischoenenspecialist of bootfitter biedt deze kennis en expertise ook.

En goed zooltje zorgt voor de juiste ondersteuning van je voet tijdens het skiën. Dat zorgt weer dat je geen kramp krijgt, de doorbloeding goed is, etc. Het kost een paar centen, maar het is eigenlijk een toevoeging waar je niet zonder kan. Terug naar boven


Samenvatting

  • Kies een flex en attributen (loopfunctie e.d.) die past bij het niveau en soort skiën dat je doet;
  • Laat je voeten allebei goed opmeten in in ieder geval de lengte en de breedte;
  • Zoek een schoen die in basis goed zit (wegstrepen van modellen die op papier zouden moeten voldoen aan je maten is een prima proces, maar het duurt lang);
  • Laat je helpen door iemand die weet wat hij/zij doet. De gemiddelde medewerker van de Perrysport is dat doorgaans niet;
  • Neem er uitgebreid de tijd voor. Als je precies weet wat je wil en zelf goed kan voelen, kan het in een uur of anderhalf gepiept zijn, maar het kan ook zo maar 3 uur duren. Zeker als er ook nog uitgebreid gefit moet worden of zooltjes moeten worden gemaakt.

Terug naar boven